Hoogbegaafdheid
Protocol
voor onze werkers die sneller denken
Werkplaats
Bilthoven, april 2016
M.C. Escher
Inhoud
- Inleiding
- Doelgroep
- Individuele leerlingbegeleiding
- Evaluatie en taakomschrijving
1. Inleiding
Op de Werkplaats willen we de kwaliteit van het onderwijs waarborgen. Onderwijs op maat is een begrip dat we steeds verder leren invullen met elkaar. We willen in staat zijn leerlingen een voortdurende ontwikkeling van de eigen mogelijkheden te bieden. Dit impliceert dat we niet alleen aandacht willen hebben voor leerlingen die meer zorg nodig hebben omdat ze moeite hebben met leren, maar ook voor leerlingen die meer of andere zorg nodig hebben juist omdat het leren hen relatief goed af gaat. Deze visie heeft geresulteerd in de ontwikkeling van een beleidsplan voor de zorg voor (hoog)begaafde leerlingen.
Voor de toekomst van het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen bij ons op school zijn op een aantal wezenlijke punten keuzes gemaakt. Deze keuzes hebben betrekking op de aspecten vervroegde doorstroming, compacten en verrijken. Voor wie is dit bedoeld, hoe gaan we hier mee om, welke keuzes zijn vooraf te maken om haalbaarheid en uitvoerbaarheid door de medewerkers te garanderen. Kunnen wij anticiperen op problemen en hoe kunnen wij ons handelen daarop richten?
2. Doelgroep
Tot de doelgroep van het beleid voor hoogbegaafde leerlingen verstaan wij:
- Leerlingen waarbij door psycho-diagnostisch onderzoek een intelligentiequotiënt is vastgesteld dat hoger is dan 130. Bovendien moeten deze leerlingen eveneens beschikken over de persoonlijkheidseigenschappen motivatie en creativiteit.
- Hoog-intelligente leerlingen (die leerlingen waarvan we op grond van hun leerprestaties kunnen vaststellen dat zij grote intellectuele capaciteiten hebben, maar waarbij de essentiële persoonlijkheidskenmerken motivatie en creativiteit zich niet als zodanig uiten).
Een eerste selectie van herkenbare leereigenschappen van hoogbegaafde leerlingen laat zien dat wij ons richten op leerlingen die beschikken over meerdere aspecten van:
- hoge intelligentie;
- grote interesse;
- grote algemene kennis;
- hoog leertempo;
- goed geheugen;
- creatief oplossingsgericht;
- verbaal sterk;
- eigen oplossingsstrategieën en minder gebruik maken van opgelegde strategieën.
De benadering van onderpresteren is nog niet meegenomen in dit beleid. Onderpresteerders zijn die leerlingen die op grond van hun intellectuele capaciteiten kunnen behoren tot een van bovengenoemde groepen maar waarbij de prestaties achterblijven bij de verwachting.
In de benaderingswijze die ons voor ogen staat, is het van wezenlijk belang dat de capaciteiten die leerlingen hebben in overleg met hun ouders benoemd worden, zij het dat wij heel voorzichtig willen omgaan met het woord ‘hoogbegaafd’. Als het leerlingen in groep 1 en 2 betreft zullen wij consequent over een ontwikkelingsvoorsprong spreken. Daarmee voorkomen we dat kinderen te vroegtijdig gelabeld worden, de verwachtingen niet kunnen waarmaken en wij vervolgens problemen met kind en ouders krijgen omdat we te onvoorzichtig geweest zijn met het woord ‘hoogbegaafd’.
Ten aanzien van signalering en diagnostisering door derden zijnde niet aan onze school verbonden deskundigen, willen wij het volgende vaststellen:
- De extern deskundige moet geregistreerd zijn bij een beroepsvereniging van psychologen en/of orthopedagogen. (BIG geregistreerd)
- De extern deskundige moet over expertise beschikken ten aanzien van het onderwijskundig en opvoedkundig handelen met betrekking tot hoogbegaafde kinderen.
- Het moet gaan om breder psychologisch onderzoek waarbij naar het hele kind gekeken wordt en niet alleen intelligentie vastgesteld wordt.
- Het onderzoek vindt plaats in belang van het kind en dient daar ook op gericht te zijn.
- De school is bereid het advies van een extern deskundige op te volgen indien deze naast gegevens bij de ouders ook pedagogisch/didactische gegevens bij de school heeft ingewonnen en deze terug te vinden zijn in het verslag en/of adviesrapport.
- Bij het advies dient mede rekening gehouden te worden met de mogelijkheden binnen de school en de onderwijskundige en pedagogische aansluiting op het beleidsplan hoogbegaafden. Adviezen die in strijd zijn met het beleidsplan hoogbegaafde leerlingen zullen met ouders en deskundige besproken worden, maar er kan niet gegarandeerd worden dat deze adviezen ook kunnen worden opgevolgd.
- De extern deskundige dient bereid te zijn om het adviesrapport mondeling op school te komen toelichten en eventueel directe handvatten voor de praktijk te geven.
- De kosten van een dergelijke procedure worden niet door de school vergoed.
3. Individuele leerlingbegeleiding
Onder individuele leerlingbegeleiding verstaan we alle handelingen die genomen worden in het kader van een handelingsplan voor de hoogbegaafde leerlingen. In dit hoofdstuk komen de aspecten vervroegde doorstroming, didactische aandachtspunten (compacten en verrijken) en pedagogische aandachtspunten aan de orde.
3.1 Vervroegde doorstroming
Vervroegde doorstroming kan gerealiseerd worden door een klas overslaan of door middel van compacting twee leerstofjaren in een schooljaar aan te bieden.
Vervroegde doorstroming is een maatregel die wij slechts zullen toepassen als er geen andere opties meer zijn in de leerlingenzorg om begeleiding van de leerling optimaal te houden. Leerlingen die aan heldere criteria voldoen komen hiervoor in aanmerking.
Op grond van onze verantwoordelijkheid voor zowel een pedagogisch als onderwijskundig hoogstaande kwaliteit van leerlingenzorg, stellen we daarbij dat een leerling in principe slechts eenmaal tijdens de basisschoolperiode vervroegd kan doorstromen.
3.1.1 Om wie gaat het?
Voor vervroegde doorstroming komen ten minste die leerlingen in aanmerking die voldoen aan de onderstaande criteria:
- Door middel van interne en/of externe diagnostiek is vastgesteld dat het een (hoog)begaafde leerling is.
- De leerling heeft naast het reguliere leerstofaanbod het beschikbare en voor hem geschikte verrijkingsmateriaal verwerkt, passend bij het niveau waarop hij in zijn leerstofjaargroep van dat moment werkt.
- Van de leerling wordt door interne diagnostiek aannemelijk gemaakt dat hij sociaal en emotioneel kan functioneren tussen kinderen die een jaar ouder zijn dan hijzelf.
- Een klas overslaan kan alleen indien de didactische voorsprong van de leerling op nagenoeg alle vakken ten minste een jaar bedraagt.
- Bij wijze van hoge uitzondering kan een leerling waarvan is vastgesteld dat deze hoogbegaafd is op sociale en of emotionele gronden eveneens vervroegd doorstromen, mits het didactisch niveau van de leerling dit toelaat.
3.1.2 Beslissers
Bij de beslissing over vervroegde doorstroming zijn de volgende personen betrokken:
- De leerling
- De huidige groepsleerkracht
- De intern begeleider
- De toekomstige groepsleerkracht De ouders van de leerling
De mening van de betrokken leerling telt mee bij de besluitvorming maar vormt nooit de beslissende stem. In die gevallen waarbij de leerling aangeeft niet vervroegd te willen doorstromen, wordt nagegaan waarom hij dit niet wil en of er mogelijkheden zijn om de leerling tegemoet te komen. Daarbij kan gedacht worden aan een meer geleidelijk afstand nemen van zijn huidige groep, maar ook aan bijvoorbeeld de mogelijkheid te bieden voor gezamenlijke overblijf met vaste vriendjes en vriendinnetjes.
Hoewel ouders betrokken worden bij de besluitvorming kan het nooit zo zijn dat ouders vervroegde doorstroming kunnen afdwingen als een leerling niet aan alle bovengenoemde criteria voldoet. Ouders van hoogbegaafde leerlingen hebben recht op inzage in dit beleidsplan en zullen om misverstanden te voorkomen tijdig op de hoogte gesteld worden van de criteria die wij hanteren. In die gevallen waarbij een extern adviseur betrokken is bij de begeleiding van deze leerling, zal deze zeker geconsulteerd worden, maar impliceert deze consultatie niet noodzakelijkerwijs dat wij afzien van de door ons gestelde criteria voor vervroegde doorstroming.
3.1.3 Hoe pakken we het didactisch aan?
Leerlingen die in aanmerking komen voor vervroegde doorstroming door twee leerstofjaren in een schooljaar aan te bieden, gaan werken volgens de richtlijnen voor individueel compacten. Indien compacten gebruikt wordt om de leerling vervroegd naar een hoger leerjaar te laten doorstromen en de leerling nog niet binnen het reguliere programma van compacten werkt (bijvoorbeeld als de hoogbegaafdheid net is vastgesteld), wordt gewerkt volgens de onderstaande werkwijze.
- Het instappunt over de hele breedte van de leerstof wordt exact bepaald. Daarmee stellen we didactische voorsprong nauwkeurig vast.
- De aangeboden leerstof zal van toets naar toets worden doorgewerkt.
- Uitgegaan zal worden van vooraf toetsen, daar waar uitval gesignaleerd wordt, wordt de benodigde minimale oefenstof aangeboden.
- Zodra het niveau van de toekomstige groep bereikt is, wordt de overstap fysiek gerealiseerd.
- De leerling gaat nu op het reguliere compacten- en verrijkingsprogramma van dat leerstofjaar meedoen.
Voor leerlingen die in aanmerking komen voor het overslaan van een leerstofjaar, hoeven voor het realiseren van de overgang, geen aparte didactische maatregelen genomen te worden. Nadien gaat de leerling binnen het reguliere programma van compacting en verrijking mee doen om een nieuwe didactische voorsprong van meet af aan te voorkomen.
3.1.4 Hoe realiseren we de ‘echte’ overstap?
Als het besluit over vervroegde doorstroming voor een leerling genomen is, worden in principe de volgende stappen gezet.
- Om te zorgen dat de leerling zich thuis voelt in de nieuwe groep, wordt deze in de drie weken voorafgaand aan de definitieve overstap, de gelegenheid geboden om enkele keren per week te gaan ‘wennen’ in de nieuwe groep.
- Leerlingen die tijdens deze periode aangeven geen behoefte meer aan dit wennen te hebben, kunnen mits de toekomstige groepsleerkracht hiermee instemt, voortijdig over stappen.
- Hoewel het meest natuurlijke moment voor de realisatie van vervroegde doorstroming direct na een vakantieperiode is, hanteren we deze grens niet stringent. De beslissing wordt hierover genomen door de huidige en de toekomstige groepsleerkracht, in samenspraak met de intern begeleider.
3.2 Didactische aandachtspunten
De (hoog)begaafde leerlingen krijgen in hun eigen groep een aangepast leerstofaanbod aangeboden.
De aanpassingen in het leerstofaanbod vinden plaats door middel van compacting en verrijking. Daarbij wordt gewerkt met twee leerlijnen.
Eerste leerlijn: begaafde / intelligente leerlingen
Tweede leerlijn: hoogbegaafde / hoogintelligente leerlingen
Het onderscheid tussen de twee leerlijnen wordt gemaakt door de mate waarin het reguliere leerstofaanbod wordt gecompact en vervangen wordt door een verrijkingsaanbod. Door compacten komt er tijd vrij waarin de leerling aan verplichte verrijkingstaken gaat werken. In de eerste leerlijn wordt er minder leerstof geschrapt en dus ook een kleinere hoeveelheid verrijkingsstof aangeboden dan in de tweede leerlijn. De keuze om de verrijkingstaken verplicht te stellen en aan te bieden als vervangende leerstof komt voort uit het principe dat we hoogbegaafde leerlingen een ander leerstofaanbod willen bieden zonder dat zij wezenlijk meer tijd aan een vakgebied besteden dan andere leerlingen. Iedere andere vorm heeft in onze ogen iets ‘oneerlijks’ in zich. Als we alleen compacten betekent dit dat de (hoog)begaafde leerling in net zoveel tijd als alle andere kinderen minder stof hoeft te verwerken. Als we niet compacten maar wel willen verrijken betekent dit dat de (hoog)begaafde leerling in evenveel tijd als alle andere leerlingen, meer leerstof moet verwerken. De verrijkingsstof dient dus als een vervangend leerstofaanbod en niet als een extra aanbod bovenop de normale hoeveelheid werk die iedere leerling krijgt!
3.2.1 Richtlijnen voor compacten
Onder compacten verstaan we het indikken van de leerstof zodanig dat de leerstappen passen bij de leereigenschappen van hoogbegaafde leerlingen. In de praktijk zien we dan dat naast de toetsen van ieder leerstofonderdeel, de basisstof gekozen wordt om een voldoende beheersingsniveau te bereiken. Door structureel te compacten worden er geen inhoudelijke leerstofdelen overgeslagen en weten we zeker dat iedere leerling alle leerstof aangeboden krijgt, zij het in een aangepaste hoeveelheid.
In het reguliere compact programma voor hoogbegaafde leerlingen wordt altijd eerst de minimale hoeveelheid oefenstof aangeboden en wordt pas daarna getoetst d.m.v. de methodegebonden toets. Dit toetsmoment valt samen met het moment waarop alle leerlingen uit de groep deze toets maken. De vrijgekomen tijd tussen twee toetsmomenten kan gebruikt worden voor het verrijkingsaanbod.
3.2.2 Richtlijnen voor verrijken
Onder verrijken verstaan we een wezenlijk ander leerstofaanbod dat enerzijds de mogelijkheid biedt om aangeboden leerstof verder uit te werken (verdiepen) en anderzijds de mogelijkheid biedt om een aanvullend programma op de kerndoelen te realiseren (verbreden). Verrijkingsstof kan zich zowel richten op het aanleren van nieuwe kennis als op het aanleren van (sociale) vaardigheden en emotionele weerbaarheid. Leerlingen die werken in de eerste leerlijn zullen zoveel mogelijk een verdiepend verrijkingsaanbod krijgen. Leerlingen die in de tweede leerlijn werken zullen naast dit verdiepende aanbod, daar waar mogelijk is ook een verbredend verrijkingsaanbod krijgen.
Uit het bovenstaande valt op te maken dat wij ervoor kiezen om van het verrijkingsonderwijs een structureel onderwijsprogramma te maken. Dit betekent dat er geen aaneenschakeling van ‘werkstukken maken’ moet komen. Het maken van een werkstuk biedt weliswaar training in een groot aantal vaardigheden, maar is niet te zien als structurele vervanging van reguliere leerstof. Wij hebben ervoor gekozen om voor 90% van de tijd een verplicht aanbod te ontwikkelen. Voor 10% van de tijd kan de leerling een keuze maken uit door ons vooraf geselecteerde taken.
3.2.3 De begeleiding van leerlingen in groep 1-2
Aanpassingen in de reguliere stof
Aanpassingen in het leerstofaanbod in groep 1 en 2 komen neer op het overslaan van opdrachten die de leerling met de ontwikkelingsvoorsprong al beheerst. Het is van belang dat de kleuter zoveel mogelijk werk- en spelopdrachten aangeboden krijgt op zijn niveau. In de onderbouw werken we heel erg situatie- en kindgericht. Dat wil zeggen dat we naar de ontwikkeling van het kind kijken, zijn belangstelling in kaart brengen en aan de hand daarvan kijken hoe we die ontwikkeling het beste kunnen begeleiden en stimuleren. Veel wordt daarom afhankelijk van de situatie besloten of geregeld. Wat het kind kiest of gaat doen, daaraan worden de opdrachten aangepast. Er is geen vast programma zoals in de groepen 3 t/m 8.
Wij hebben er echter bewust voor gekozen om de kleuter binnen zijn eigen groep niet leerstofjaaroverstijgend te laten werken en zijn ons ervan bewust dat dit kan betekenen dat wij eerder dan wanneer dit niet het geval zou zijn, moeten kiezen voor vervroegde doorstroming.
Aanbieding van verrijkingsmaterialen
Het is de bedoeling dat in eerste instantie gekeken wordt voor een leerling of er verdiepende/moeilijkere opdrachten bij het reguliere ontwikkelingsmateriaal te geven zijn. Er zijn drie ontwikkelingsgebieden waarop we ons richten:
- Cognitieve ontwikkeling
- Rekenen/wiskunde
- Taal
- De wereld om je heen
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Samenwerken
- Omgaan met (spel)regels
- Omgaan met emoties
- Motorische ontwikkeling
- Grove motoriek
- Fijne motoriek
Aan de ontwikkeling van niet-cognitieve schoolse vaardigheden (zoals taakbewustzijn en concentratie) wordt op alledrie de ontwikkelingsgebieden aandacht besteed.
3.3 Pedagogische aandachtspunten
Onder de pedagogische aandachtspunten verstaan we:
- Begeleiding bij werk- en leerstrategieën;
- Begeleiding bij onderpresteren;
- Begeleiding bij faalangst;
- Begeleiding indien de leerling sociaal minder goed functioneert;
- Begeleiding indien de leerling een negatief zelfbeeld dreigt te ontwikkelen.
3.3.1 Begeleiding van buiten de school
In alle gevallen waarbij duidelijk is geworden dat de observaties van ouders en/of groepsleerkracht indiceren dat er reden tot zorg is en wij menen dat wij die zorg niet zelf kunnen bieden, geldt dat wij afhankelijk zijn van externe begeleiding. In die gevallen waarbij wij zelf specifieke pedagogische aandachtspunten hebben geformuleerd maar na een periode van bv. drie maanden blijkt dat onze wijze van begeleiding geen gunstige invloed heeft op het welzijn van de leerling, zijn wij eveneens van externe hulp afhankelijk.
In beide gevallen zullen wij ouders adviseren psychodiagnostisch onderzoek naar hun kind te laten verrichten en daarbij aangeven dat wij praktijkgerichte begeleidingsadviezen zouden willen voor de begeleiding van hun kind. De kosten voor dergelijke externe hulp zijn voor de ouders. In hoofdstuk 2 is helder omschreven hoe wij omgaan met hulp van buitenaf en welke voorwaarden hiervoor gelden.
Voor de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen met een eventuele leer- en/of gedragsstoornis (dyslexie, ADHD, autsime etc.) zullen wij net als bij alle andere leerlingen waarbij dat nodig is, terugvallen op de ondersteuning van experts van buitenaf.
4. Evaluatie en taakomschrijving
4.1 Evaluatie
Om de resultaten van ons handelen goed te kunnen volgen en beoordelen hebben wij ervoor gekozen om op drie niveaus de maatregelen voor een hoogbegaafde leerling te evalueren.
4.1.1 Met teamleden
Leerlingen die vallen onder de doelgroep van dit beleidsplan vallen mede tot de verantwoordelijkheid van de intern begeleider.
Deze leerlingen worden besproken in de overlegstructuren die er binnen onze school zijn voor zorgleerlingen. Indien nodig worden voor de evaluatie van handelingsplannen aparte afspraken gemaakt. Deze afspraken worden per leerling vastgelegd in het leerlingvolgsysteem.
4.1.2 Met ouders
Wanneer er een probleem is wordt er een handelingsplan gemaakt voor een leerling en wordt er een evaluatiegesprek gevoerd met de ouders, waarin het handelingsplan centraal staat. De eerste keer wordt er na 6-8 weken (kort durende interventies) een evaluatiegesprek gevoerd. Bij dit gesprek zijn de leerkracht, de intern begeleider en de ouders aanwezig. Eventueel kan bij deze gesprekken ook een externe deskundige worden uitgenodigd, hetzij op initiatief van school, hetzij op initiatief van de ouders. Indien het initiatief voor dit gesprek door de ouders wordt genomen, zijn zij zelf verantwoordelijk voor de hieruit voortvloeiende kosten.
In dit gesprek komen in ieder geval de volgende punten aan bod:
- Zijn er knelpunten of problemen opgestreden bij het uitvoeren van het handelingsplan?
- Zijn de aanpassingen in de reguliere leerstof voldoende gebleken?
- Biedt het verrijkingsaanbod voldoende uitdaging?
- Hoe is de reactie van de leerling op de aanpak (zowel thuis als op school)?
- Zijn de doelstellingen die geformuleerd zijn bereikt of is er minimaal een positieve tendens merkbaar?
- Zijn er aanpassingen nodig in het handelingsplan?
Het tweede evaluatiegesprek vindt plaats uiterlijk vier maanden nadat het handelingsplan voor het eerst in werking is getreden.
4.1.3. Met de leerling
De leerkracht spreekt per week minimaal één moment af waarop het gemaakte werk wordt nabesproken. Tijdens dit gesprek is er ook ruimte en aandacht voor hoe de leerling aankijkt tegen de gevolgde aanpak en de dagelijkse gang van zaken in de groep.
Na een periode van 6-8 weken wordt door de groepsleerkracht en/of de IB-er een langer evaluatiegesprek met de leerling gevoerd. De resultaten hiervan worden besproken tijdens het evaluatiegesprek met de ouders.
4.2 Taakomschrijving
Hoogbegaafde leerlingen op onze school vallen met betrekking tot de coördinatie van de zorg onder de verantwoordelijkheid van de groepsmedewerker en van de intern begeleider. Samen beschikken ze over de vereiste deskundigheid ten aanzien van de begeleiding van (hoog)begaafde leerlingen.
De intern begeleider is eindverantwoordelijk voor:
- Eventueel doortoetsen van de leerling;
- Beoordeling handelingsplan van de leerkracht;
- Evaluatie met de ouders in samenwerking met de groepsleerkracht;
De dagelijkse zorg en begeleiding is binnen onze school een taak van de groepsleerkracht. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor:
- Opstellen handelingsplan;
- Evaluatie met de leerling;
- Evaluatie met de ouders in samenwerking met de IB-er.